Maandag 16 juni 2008
Terug uit Beijing had ik het rijk voor mij alleen. Jan zat nog een paar dagen in Hongkong en onze enige buren gaven niet thuis. Hoewel... ik had het gezelschap van ons huisdier. Ik had al eens wat knaagsel aan een appel gezien, maar was niet helemaal zeker dat dat er niet van bij de aankoop aanzat. Toen ik ‘s ochtends van de trap kwam, lag een half opgepeuzelde mango onder de laatste trede verstopt. De volgende dagen probeerde ik verschillende combinaties in de fruitmand uit op ‘resistentie’. Sinaasappel, banaan, meloen en druiven staan niet op zijn voorkeurkaart. Al het zacht fruit is voortaan naar de koelkast verbannen. Vanmorgen had ik onverwacht opnieuw prijs: het pak mignonettes van Côte d’Or dat klaarlag voor Helen, was opengeknabbeld. Door plastiek, karton en zilverpapier heen weet ik nu dat zijn voorkeur melkchocolade is. Ik ga er nog steeds vanuit dat het een restaurantklant en geen hotelgast is en dat het een lief, grijs muisje is en geen dikke vette rat. Toch maar werk maken van strips voor de spleten onder de voordeur en opzij van de garagepoort, want dat zijn vrije ingangen voor alle ongedierte.

Ons huisdier prefereert melkchocolade
Een ander karweitje stond hoger op de lijst. Om vijf uur is het licht en, gewoon aan rolluiken thuis, ben ik dan klaar wakker. Dat heeft als gevolg dat ’s avonds mijn pijp al om negen uur uit is. Volledig oncompatibel met Jans leefuren. In een poging terug aansluiting te krijgen, trok ik naar de stoffenmarkt om verduisteringsmateriaal te zoeken. Als je denkt dat het een moeilijke zoektocht wordt, kan het meevallen! Ik had de verkoopster nog maar uitgelegd dat het te licht was als ik wou slapen, of ze haalde een rol dunne, metaalachtige stof te voorschijn. Ideaal om aan de achterkant van de rieten rolgordijnen te naaien. Een langslaper zal ik nooit worden, maar het geeft het gewenste resultaat.

Nog een ander karweitje: afgeschuurde en gesapte balkjes liggen te drogen vooraleer ze terug op het afdak mogen.
Vorige week zaten we afgesloten van internet. De modem kon de stroomstoten niet aan die de werkmannen veroorzaakten in een poging de electriciteitskabel onder de grond te steken. Die lag al maanden als garnituur vanuit de electriciteitskast, over de oprit, voor de garagepoort tot aan de andere kant van het huis. Ma, de computerman, heeft de levenslijn terug hersteld. De oprit ligt nog altijd open.
De NIC organiseert elke maand een wandeling door Nanjing. Annemie, een Vlaamse, leidt deze activiteit. Vermits de China-tijd van Annemie en Luc er in augustus opzit, was dit haar laatste wandeling. Ik heb in onze hotelperiode heel de stad grondig verkend, maar wou dit afscheid van Annemie toch meedoen. Veel andere dames hadden hetzelfde idee. Donderdagochtend stonden we met z’n veertigen klaar aan de bibliotheek. Ik dampte al voor we een stap gezet hadden. Op de autostrade veroorzaakte een onnozele botsing een lange file, zodat ik de auto in de ondergrondse garage moest afsmijten en hollen om op tijd te zijn. De andere deelneemsters werden door hun chauffeurs voor de deur afgezet, een luxe die ik met plezier inruil voor de vrijheid van te gaan en staan waar en wanneer ik wil.
Annemie ging zoals een gids betaamd met de vlag, in dit geval een draaiende zonnenbloem, voorop. De twee uren schoven zo voorbij pratend met Cynthia, een zestigjarige Amerikaanse die voor 24 uur of 12 maanden –hing van het werk van haar man af- in Nanjing was. Het eindpunt was een Mexicaans restaurant waar na anderhalf uur iedereen zijn hapje en drankje gekregen had. De Duitsers waren in de meerderheid, gevolgd door de Nederlanders. Het vorige weekend waren we gaan golf spelen met Erik en Emilie, Robert en Elisabeth, naast Paul en Mien, onze vaste partners. De eersten zijn Nederlanders die op het eind van deze maand naar Chengdu verkassen, na twee jaar Nanjing. Met twee schoolgaande kinderen is dat een hele organisatie. Robert en Elisabeth komen uit Zwitserland en hebben geen thuiswonende kinderen meer.

Stadswandeling: volg de bloem.
In het laatste weekend voor onze overkomst naar België wilden we nog een stukje van China verkennen. De eerste keuze, naar Luoyang, kon niet doorgaan vermits de slaaptrein volzet was toen ik die twee dagen op voorhand wou vastleggen. Dan maar het vliegtuig op naar Xian dachten we. Als je ’s morgens wil boeken voor de namiddagvlucht, gaat ook die vlieger niet op. Gelukkig hebben we onze Haima nog. In de reisboeken staat de Huangshan, de gele berg, beschreven als één van de mooiste van China. 350 km is best te doen en er was nog een kamer vrij in het hotel boven op de berg, zodat we ’s morgens op de juiste plaats zouden zijn om de onvergetelijke zonsopgang te bewonderen. Toen ik nog wat reisverslagen op internet doornam, viel mijn frank dat dat hotel enkel te voet te bereiken was, weliswaar na eerst met een kabelbaan de berg op te gaan. Jan ruilde nog gauw zijn computertas voor Helens rugzakje en het avontuur kon beginnen. Toen we opstonden regende het en dat is het het hele weekend blijven doen. Om ook wat van de stadjes te zien, waren we voor Wuhu van de expressweg gereden. Deze keuze was goed voor lange files en een lelijkere stad zijn we nog nooit gepasseerd. Ons leven is zeker met enkele dagen ingekort, want de lucht rook, smaakte en voelde rot. Van zodra we konden hebben we de autostrade terug opgezocht. Daar rij je tussen de velden ipv langs fabrieken en vuile gebouwen. Van Nanjing over Maanshan, Wuhu en Tongling naar de ingang van het reservaat van Huangshan deden we op vier en een half uur. De laatste 100 km moesten we de splinternieuwe autoweg enkel delen met de straatvegers die ijverig wegborstelden wat er niet lag. Elke 20 kilometer lag een megagroot benzinestation te wachten tot er klanten zouden zijn. Heel wat anders dan diegene die we passeerden aan de rand van Nanjing. Daar was weer heel de buurt verspert door de aanschuivende vrachtwagens. De levering van diesel zat weer eens vast.
Eenmaal door de poort van het park, moesten we een alpenweggetje omhoog tot aan de kabellift. Op de parking lieten we ons ros achter en laadden het minimum in Helens rugzakje voor een primitieve tweedaagse in de gietende regen. Het oneindig mooie uitzicht vanuit de kabelkabine reikte niet verder dan de aangedampte en bedruppelde ruit.

In de kabellift. Dat zag er niet goed uit.
Boven gekomen zaten we in de wolken met een zichtbaarheid van maximum tien meter. Voor de bewegwijzering hadden ze beroep gedaan op een kunstenaar: prachtige kaartjes maar totaal nutteloos als je de weg zoekt. En als je dan de weg vraagt aan het kuispersoneel, dan wijzen die je natuurlijk terug naar de kabelbaan, omdat in hun gedacht iedereen daar naartoe moet. Met wat ommetjes kwamen we aan ons viersterrenhotel uit. Hoe hoger je zit, hoe minder stralend die sterren zijn. Op 1600 meter hoogte kwamen ze overeen met een houten hokje in een annex, zonder kast of stoel maar met een goede douche. Toen ik me op bed plofte kreeg ik oogcontact met een grote dikbuikige spin die ook net mijn bed gekozen had voor een napje. Jan is de beestige van ons tweeën en zorgde dat ik de volle 80 cm weer voor mij alleen had.

Viersterrenhotel op de Huang Shan

De spin Se Ba Jiang: het is niet goed met hem gegaan!
Na een middagdutje –sommigen onder ons waren er al van vijf uur uit- besloten we een parcours af te stappen langs de uitzichtpunten. De Huangshan is bekend voor zijn ceders, rotsen, warmwaterbronnen, flora en fauna. De bomen zijn grillig van vorm, als gevolg van de arme bodem en de klimatologische omstandigheden. Zelfs in de dichte mist, vonden we enkele van de meest bizarre terug. Met de rotsen was het anders gesteld. We konden op de borden aflezen welke grillen van de natuur er wel achter dat dichte, witte gordijn zaten, maar zien deden we niets. Water was er overal, vooral in onze schoenen en door alle trappen die we op en afmoesten, voelde dat absoluut warm aan. De planten en bloemen waren ontzeglijk mooi en gevarieerd. Met spinnenwebben vol glinsterende parels erin. Ze maakten het gebrek aan uitzicht zeker voor een deel goed. Er hupte nog een eekhoorntje met ons mee en dat geeft direct een gelukkig gevoel. We wisten nooit echt of we wel op de juiste plaats liepen en de gedachte aan eenzaam in de pikkedonker verder te moeten, lokte niet echt aan. Het gekwebbel van de Chinese toeristen was al lang stilgevallen. Met een comfortabel half uur over kwamen we kleddernat in onze luxehut aan.

Ceders groeien op de onmogelijkste plaatsen en in alle richtingen.

Tien meter was voldoende om de bloemenpracht te kunnen bewonderen.

Verliefde koppeltjes hangen sloten als teken van hun trouw.
Om vijf uur werden we gewekt door het gerochel en gespuw van onze Chinese buren. We hoorden de regen op het dak tikken. Geen zonsopgang dus! Met al dat lawaai rond ons, zat slapen er toch niet meer in en om zes uur was onze tandenborstel ingepakt en gingen we op pad. De regen was even gestopt en we hadden zowaar de kans twee kiekjes te schieten van de bergen voor ons, vooraleer het wolkengordijn weer toetrok. We hadden toch al een zichtbaarheid van meer dan twintig meter, een grote vooruitgang met de dag ervoor. Zo zie je wat er achter de eerste rij bomen staat. ‘Wilde’ natuur is er niet te vinden. Alle paadjes zijn keurig geplaveid, zelfs de stroompjes zijn ommuurd en de ‘natuurlijke meertjes’ zitten bij nader bekijks in echte betonnen rotsen! De metalen afransteringen hebben een jasje met houtmotief en om de twintig meter prijkt een vuurrode haspel tussen de bomen.... Alles is tot in het kleinste detail in de hand gehouden en clean, behalve wanneer een horde Chinese toeristen voor je was en de kuisploeg nog niet. Overal, behalve in de vuilbakken, vindt je wat Chinezen zoal wegdoen: lege flesjes, natgeregende kaarten, plastic zakken, hoesjes van worstjes, gebruikt toiletpapier,...

De wolken gingen even uiteen.

En dan kregen we een vaag idee van wat we hadden moeten zien.

Wij moesten enkel onszelf de trappen ophijsen. Zij droegen twee zakken cement!

Op een nachtje tijd verbond een spin ons met de buurauto.
Toen we doorhadden dat het uitzicht er ook vandaag niet bij was, zijn we maar terug naar de kabelbaan geklommen en om acht uur waren we op terugweg naar Nanjing. Nog altijd in de regen, maar deze keer op vier uur tijd, stonden we voor de deur.
Met een stijve rug van de autorit en stijve kuiten en billen van al dat trapgeloop, waren we in de mood voor een massage. Jan had een salon gezien in de straat van de suguo, dicht in onze buurt. We waren er de attractie van de dag. De masseur droop van het zweet bij het zetten van al zijn kracht om Jans slechte rug weer in vorm te krijgen. Jan zweette al even hard om het gebeuk van knokels en ellebogen te doorstaan. We moesten nog even met de eigenares op de foto. Vanaf nu worden we daar vaste klant: dichtbij, parkeerplaats voor de deur, een stevige aanpak en voor de helft van de prijs van in de stad!

Ons huisdier prefereert melkchocolade
Een ander karweitje stond hoger op de lijst. Om vijf uur is het licht en, gewoon aan rolluiken thuis, ben ik dan klaar wakker. Dat heeft als gevolg dat ’s avonds mijn pijp al om negen uur uit is. Volledig oncompatibel met Jans leefuren. In een poging terug aansluiting te krijgen, trok ik naar de stoffenmarkt om verduisteringsmateriaal te zoeken. Als je denkt dat het een moeilijke zoektocht wordt, kan het meevallen! Ik had de verkoopster nog maar uitgelegd dat het te licht was als ik wou slapen, of ze haalde een rol dunne, metaalachtige stof te voorschijn. Ideaal om aan de achterkant van de rieten rolgordijnen te naaien. Een langslaper zal ik nooit worden, maar het geeft het gewenste resultaat.

Nog een ander karweitje: afgeschuurde en gesapte balkjes liggen te drogen vooraleer ze terug op het afdak mogen.
Vorige week zaten we afgesloten van internet. De modem kon de stroomstoten niet aan die de werkmannen veroorzaakten in een poging de electriciteitskabel onder de grond te steken. Die lag al maanden als garnituur vanuit de electriciteitskast, over de oprit, voor de garagepoort tot aan de andere kant van het huis. Ma, de computerman, heeft de levenslijn terug hersteld. De oprit ligt nog altijd open.
De NIC organiseert elke maand een wandeling door Nanjing. Annemie, een Vlaamse, leidt deze activiteit. Vermits de China-tijd van Annemie en Luc er in augustus opzit, was dit haar laatste wandeling. Ik heb in onze hotelperiode heel de stad grondig verkend, maar wou dit afscheid van Annemie toch meedoen. Veel andere dames hadden hetzelfde idee. Donderdagochtend stonden we met z’n veertigen klaar aan de bibliotheek. Ik dampte al voor we een stap gezet hadden. Op de autostrade veroorzaakte een onnozele botsing een lange file, zodat ik de auto in de ondergrondse garage moest afsmijten en hollen om op tijd te zijn. De andere deelneemsters werden door hun chauffeurs voor de deur afgezet, een luxe die ik met plezier inruil voor de vrijheid van te gaan en staan waar en wanneer ik wil.
Annemie ging zoals een gids betaamd met de vlag, in dit geval een draaiende zonnenbloem, voorop. De twee uren schoven zo voorbij pratend met Cynthia, een zestigjarige Amerikaanse die voor 24 uur of 12 maanden –hing van het werk van haar man af- in Nanjing was. Het eindpunt was een Mexicaans restaurant waar na anderhalf uur iedereen zijn hapje en drankje gekregen had. De Duitsers waren in de meerderheid, gevolgd door de Nederlanders. Het vorige weekend waren we gaan golf spelen met Erik en Emilie, Robert en Elisabeth, naast Paul en Mien, onze vaste partners. De eersten zijn Nederlanders die op het eind van deze maand naar Chengdu verkassen, na twee jaar Nanjing. Met twee schoolgaande kinderen is dat een hele organisatie. Robert en Elisabeth komen uit Zwitserland en hebben geen thuiswonende kinderen meer.

Stadswandeling: volg de bloem.
In het laatste weekend voor onze overkomst naar België wilden we nog een stukje van China verkennen. De eerste keuze, naar Luoyang, kon niet doorgaan vermits de slaaptrein volzet was toen ik die twee dagen op voorhand wou vastleggen. Dan maar het vliegtuig op naar Xian dachten we. Als je ’s morgens wil boeken voor de namiddagvlucht, gaat ook die vlieger niet op. Gelukkig hebben we onze Haima nog. In de reisboeken staat de Huangshan, de gele berg, beschreven als één van de mooiste van China. 350 km is best te doen en er was nog een kamer vrij in het hotel boven op de berg, zodat we ’s morgens op de juiste plaats zouden zijn om de onvergetelijke zonsopgang te bewonderen. Toen ik nog wat reisverslagen op internet doornam, viel mijn frank dat dat hotel enkel te voet te bereiken was, weliswaar na eerst met een kabelbaan de berg op te gaan. Jan ruilde nog gauw zijn computertas voor Helens rugzakje en het avontuur kon beginnen. Toen we opstonden regende het en dat is het het hele weekend blijven doen. Om ook wat van de stadjes te zien, waren we voor Wuhu van de expressweg gereden. Deze keuze was goed voor lange files en een lelijkere stad zijn we nog nooit gepasseerd. Ons leven is zeker met enkele dagen ingekort, want de lucht rook, smaakte en voelde rot. Van zodra we konden hebben we de autostrade terug opgezocht. Daar rij je tussen de velden ipv langs fabrieken en vuile gebouwen. Van Nanjing over Maanshan, Wuhu en Tongling naar de ingang van het reservaat van Huangshan deden we op vier en een half uur. De laatste 100 km moesten we de splinternieuwe autoweg enkel delen met de straatvegers die ijverig wegborstelden wat er niet lag. Elke 20 kilometer lag een megagroot benzinestation te wachten tot er klanten zouden zijn. Heel wat anders dan diegene die we passeerden aan de rand van Nanjing. Daar was weer heel de buurt verspert door de aanschuivende vrachtwagens. De levering van diesel zat weer eens vast.
Eenmaal door de poort van het park, moesten we een alpenweggetje omhoog tot aan de kabellift. Op de parking lieten we ons ros achter en laadden het minimum in Helens rugzakje voor een primitieve tweedaagse in de gietende regen. Het oneindig mooie uitzicht vanuit de kabelkabine reikte niet verder dan de aangedampte en bedruppelde ruit.

In de kabellift. Dat zag er niet goed uit.
Boven gekomen zaten we in de wolken met een zichtbaarheid van maximum tien meter. Voor de bewegwijzering hadden ze beroep gedaan op een kunstenaar: prachtige kaartjes maar totaal nutteloos als je de weg zoekt. En als je dan de weg vraagt aan het kuispersoneel, dan wijzen die je natuurlijk terug naar de kabelbaan, omdat in hun gedacht iedereen daar naartoe moet. Met wat ommetjes kwamen we aan ons viersterrenhotel uit. Hoe hoger je zit, hoe minder stralend die sterren zijn. Op 1600 meter hoogte kwamen ze overeen met een houten hokje in een annex, zonder kast of stoel maar met een goede douche. Toen ik me op bed plofte kreeg ik oogcontact met een grote dikbuikige spin die ook net mijn bed gekozen had voor een napje. Jan is de beestige van ons tweeën en zorgde dat ik de volle 80 cm weer voor mij alleen had.

Viersterrenhotel op de Huang Shan

De spin Se Ba Jiang: het is niet goed met hem gegaan!
Na een middagdutje –sommigen onder ons waren er al van vijf uur uit- besloten we een parcours af te stappen langs de uitzichtpunten. De Huangshan is bekend voor zijn ceders, rotsen, warmwaterbronnen, flora en fauna. De bomen zijn grillig van vorm, als gevolg van de arme bodem en de klimatologische omstandigheden. Zelfs in de dichte mist, vonden we enkele van de meest bizarre terug. Met de rotsen was het anders gesteld. We konden op de borden aflezen welke grillen van de natuur er wel achter dat dichte, witte gordijn zaten, maar zien deden we niets. Water was er overal, vooral in onze schoenen en door alle trappen die we op en afmoesten, voelde dat absoluut warm aan. De planten en bloemen waren ontzeglijk mooi en gevarieerd. Met spinnenwebben vol glinsterende parels erin. Ze maakten het gebrek aan uitzicht zeker voor een deel goed. Er hupte nog een eekhoorntje met ons mee en dat geeft direct een gelukkig gevoel. We wisten nooit echt of we wel op de juiste plaats liepen en de gedachte aan eenzaam in de pikkedonker verder te moeten, lokte niet echt aan. Het gekwebbel van de Chinese toeristen was al lang stilgevallen. Met een comfortabel half uur over kwamen we kleddernat in onze luxehut aan.

Ceders groeien op de onmogelijkste plaatsen en in alle richtingen.

Tien meter was voldoende om de bloemenpracht te kunnen bewonderen.

Verliefde koppeltjes hangen sloten als teken van hun trouw.
Om vijf uur werden we gewekt door het gerochel en gespuw van onze Chinese buren. We hoorden de regen op het dak tikken. Geen zonsopgang dus! Met al dat lawaai rond ons, zat slapen er toch niet meer in en om zes uur was onze tandenborstel ingepakt en gingen we op pad. De regen was even gestopt en we hadden zowaar de kans twee kiekjes te schieten van de bergen voor ons, vooraleer het wolkengordijn weer toetrok. We hadden toch al een zichtbaarheid van meer dan twintig meter, een grote vooruitgang met de dag ervoor. Zo zie je wat er achter de eerste rij bomen staat. ‘Wilde’ natuur is er niet te vinden. Alle paadjes zijn keurig geplaveid, zelfs de stroompjes zijn ommuurd en de ‘natuurlijke meertjes’ zitten bij nader bekijks in echte betonnen rotsen! De metalen afransteringen hebben een jasje met houtmotief en om de twintig meter prijkt een vuurrode haspel tussen de bomen.... Alles is tot in het kleinste detail in de hand gehouden en clean, behalve wanneer een horde Chinese toeristen voor je was en de kuisploeg nog niet. Overal, behalve in de vuilbakken, vindt je wat Chinezen zoal wegdoen: lege flesjes, natgeregende kaarten, plastic zakken, hoesjes van worstjes, gebruikt toiletpapier,...

De wolken gingen even uiteen.

En dan kregen we een vaag idee van wat we hadden moeten zien.

Wij moesten enkel onszelf de trappen ophijsen. Zij droegen twee zakken cement!

Op een nachtje tijd verbond een spin ons met de buurauto.
Toen we doorhadden dat het uitzicht er ook vandaag niet bij was, zijn we maar terug naar de kabelbaan geklommen en om acht uur waren we op terugweg naar Nanjing. Nog altijd in de regen, maar deze keer op vier uur tijd, stonden we voor de deur.
Met een stijve rug van de autorit en stijve kuiten en billen van al dat trapgeloop, waren we in de mood voor een massage. Jan had een salon gezien in de straat van de suguo, dicht in onze buurt. We waren er de attractie van de dag. De masseur droop van het zweet bij het zetten van al zijn kracht om Jans slechte rug weer in vorm te krijgen. Jan zweette al even hard om het gebeuk van knokels en ellebogen te doorstaan. We moesten nog even met de eigenares op de foto. Vanaf nu worden we daar vaste klant: dichtbij, parkeerplaats voor de deur, een stevige aanpak en voor de helft van de prijs van in de stad!


0 Comments:
Post a Comment
<< Home